Hoe voorkom je een slecht interview?

Blog
Insights
Bas Hakker
15-02-2024
In de journalistiek krijg je wel eens complimenten voor een goed verhaal, maar het is geen valse bescheidenheid om in zo’n geval te zeggen dat je echt afhankelijk bent van de antwoorden die je krijgt op jouw vragen.
Natuurlijk moeten die vragen wel een beetje goed zijn, maar als je heel sexy vraagt om de boter en jouw vriendin geeft je glimlachend de kaas aan dan heb je daar niet zoveel aan. Toch scheelt het dat je, als je een tijdje in deze poel van jolijt rondloopt zoals ik, niet meer schrikt van een beetje gehakkel of onvriendelijkheid bij een geïnterviewde. Onbewust prop je het verhaal in een categorie en kies je voor een passende respons.
 
Het leek me aardig om die verschillende soorten antwoorden eens met jullie te bespreken en - als een soort van conclusie - te bespreken hoe je daarmee om kan gaan als er volgende keer zo’n figuur als ik binnenwandelt en de vraagjes stelt. Welke genres van matige antwoorden zie ik allemaal voorbijkomen?

1. De onhandige prater
We zijn niet allemaal Obama. Niet iedereen gooit er van nature de ene na de andere volzin uit na een simpel vraagje. Veel mensen houden het bij korte antwoorden en onduidelijke zinnen die nergens heengaan. Geeft niks want hoe vaak loopt een gesprek nu echt soepel met iemand die je niet kent? Natuurlijk, met oude vrienden gaat dat allemaal moeiteloos, schakel je makkelijk over van het verhaal over die vakantie in de jaren negentig naar het gebrek aan kwaliteit in de politiek, maar dat is bij een interview anders. Mijn strategie als journalist is dat ik dan een beetje ga helpen; ik hou de vragen overzichtelijk en probeer met vragen in de categorie ‘oh, je bedoelt….’ een beetje ondersteuning te bieden. En wat doe je als jij de perswoordvoerder bent en je weet dat persoon X misschien niet de handigste prater is? Probeer gewoon, net als ik, een beetje te helpen vooraf. Je hoeft echt geen ‘I have a dream-achtige' speech te houden, maar wat antwoorden vooraf formuleren op vragen helpt zo iemand verder. 

2. De man of vrouw die op slot zit
Er zijn ook mensen met goede teksten - het praatje langs het hockeyveld gaat prima - die echt zenuwachtig worden van de situatie waarin ze zitten. Zo’n slecht geklede journalist met een recordertje, afgekloven pennetje of camera die vragen stelt… mensen zijn het niet gewend. Het is natuurlijk ook een ongewone situatie want hoe vaak komt het voor dat iemand oprechte interesse heeft in jou? Het kan in zo’n geval helpen als journalist om de situatie een beetje om te buigen en af en toe een vraagje te stellen die niets met het interview te maken heeft. Of om iets kleins over jezelf te vertellen zodat de ander even uit die schijnwerpers stapt. Als woordvoerder zou ik even een voorgesprek voeren met zo iemand. Je hengelt bij de journalist naar wat vragen en gaat gewoon even zitten om te bespreken wat hij of zij kan verwachten.
 
3. De oppervlakkige prater
Er zijn ook mensen die van nature niet de neiging hebben om alles uit te leggen. Ze beginnen aan een zin, maar denken halverwege: laat ik er gewoon eens lekker een ander verhaal ingooien. Het is als journalist verleidelijk om heel erg door te vragen op zulke momenten en dat moet je ook doen. Maar ja, mensen kunnen daar ook geïrriteerd van raken; zo van: het is toch geen overhoring? Wat altijd helpt is oprechte interesse; vragen hoe dingetjes in elkaar zitten waarbij je echt vraagt naar de details. ‘Hoe zit dat dan precies,?’ Als woordvoerder zou ik vooraf eerst die oppervlakkigheid eruit willen halen want het doet een verhaal geen goed als je niks zegt en journalisten hebben daar een radar voor. Wat zou helpen is als je de bron even spreekt en daarna belt met de journalist. Zo geef je de journalist alvast wat extra munitie en blijft het niet hangen in niks.
 
4. De uitweider
Je hebt mensen die van kort en bondig houden, maar er zijn er ook die graag de details bespreken. Mijn moeder bijvoorbeeld kan een vrijdags bezoekje aan de snoepkraam rustig in een kwartier vertellen terwijl er verder weinig gebeurde. ‘Hij zei ‘goedemiddag’, ‘gaf een half onsje gratis….’. Dat werk. Als vragensteller moet je zo iemand wel een beetje bij de les houden; hou hem (dit zijn vaak mannen) op het rechte pad door vriendelijk en samen terug te keren naar de route die jullie kozen. Aarzel de meta-truc daarbij niet toe te passen: praat er gewoon over dat je terug naar het onderwerp wil. Doseer dat ook trouwens want het kan irritant worden. Woordvoerders kunnen hier wel een beetje streng in zijn en de bron wijzen op het doel van zo’n interview: geef gewoon antwoord op de vragen.

Conclusie
Als vragensteller weet je dat je aan de slag moet met bovenstaande types en het is een kwestie van ervaring of dat allemaal een beetje soepel loopt. Belangrijk is dat je als journalist altijd een plan hebt over de hoofdvraag die je wil beantwoorden en daar moet verder alles voor wijken. Woordvoerders hebben vaak een iets breder belang dan journalisten natuurlijk en het kan wel eens slim zijn om daar wat balans in te brengen. Laatst maakte ik voor een vakblad in de supermarktsector een verhaal over het nut van plaatjesacties. Ik wilde iets zeggen over de reden dat supermarkten dat doen, maar hield aanvankelijk in het gesprek teveel vast aan mijn waarheid dat het alleen om de omzet gaat. Toen ik dat een beetje liet vieren tegenover die bron gaf hij veel betere antwoorden. En toen konden de andere bronnen alsnog gewoon zeggen dat plaatjesacties vooral om de omzet gaan.  

Verleg je grenzen!

schrijf je nu in voor onze nieuwsbrief!
Schrijf je nu in voor
onze nieuwsbrief